• Geen verzendkosten vanaf €15,-
  • Uw cadeaus gratis ingepakt
  • Bestellen zonder account mogelijk
  • Geen verzendkosten vanaf €15,-
  • Uw cadeaus gratis ingepakt
  • Bestellen zonder account mogelijk

Donner Laudatio door Marcel Möring

Hieronder leest u de integrale tekst van Marcel Mörings Donner Laudatio, door de auteur voorgedragen in de Burgerzaal van het Stadhuis tijdens de uitreiking van de Rotterdam Promotieprijs 2019.

In zijn inleiding bij ‘Six memos for the next millennium’ noemt Italo Calvino de periode van 1000 tot 2000 het millennium van het boek, de periode in de geschiedenis van de mens waarin het boek-object, zoals hij dat noemt, de vorm kreeg zoals we die nu kennen. ‘Misschien is de frequentie waarmee het lot van de literatuur en het boek in de zogenaamde post-industriële tijd aan de orde wordt gesteld een van de tekenen dat dit millennium op zijn einde loopt,’ aldus Calvino. Om onmiddellijk daarna te zeggen dat hij daar in zijn Charles Eliot Norton lezingen geen woorden aan vuil zal maken, want ‘mijn vertrouwen in de toekomst van de literatuur is gebaseerd op de wetenschap dat er zaken zijn die alleen de literatuur, met haar bijzondere eigenschappen, ons kan schenken.’ [i]

Het lot van het boek, om te zwijgen van de literatuur, komt ook aan de orde in het juryrapport dat de keuze verklaart voor boekhandel Donner als ontvanger van de Rotterdam Promotieprijs. ‘Het papieren boek sterft uit,’ stelt het rapport, ‘en als mensen nog boeken kopen, dan doen ze dat bij een “webwinkel”.’

Bij lezing van die stelligheden voelde ik de onbedaarlijke neiging om Mark Twain te citeren die verklaarde, toen een krant abusievelijk zijn dood vermeldde: ‘De berichten omtrent mijn overlijden zijn schromelijk overdreven.’

Er zijn veel redenen om Donner te bekronen, maar niet omdat het een laatste bastion is in een wereld die tenonder dreigt te gaan. De dood van God, het einde der tijden en de ineenstorting van de democratie zijn, net als de dood van het boek, in het bijzonder de roman, vaak aangekondigd en telkens waren die berichten, nou ja, schromelijk overdreven.

Het boek zal niet verdwijnen, de boekhandel ook niet. Dat niet alles blijft zoals het is, ligt voor de hand, maar er zal altijd een plek zijn voor het boek, ook het papieren boek, als cultuurdrager, net zoals er ruimte is voor een boekhandel die meer wil en kan zijn dan een winkel. Want, laten we dat goed begrijpen, een echte boekhandel zoals Donner is veel meer dan een plaats waar ‘producten’ worden verkocht.

Ik wil wat dat betreft een anekdote aanhalen uit een donkere periode in de geschiedenis van Donner, toen er vanuit het moederbedrijf een nieuwe directeur, een echte ‘retailer’, op de post van directeur werd geparachuteerd. Een aardige man, laat ik dat vooropstellen, al was het maar omdat hij mij uitnodigde voor een gesprek over de toekomst van de boekhandel. De wereld van het boek was nieuw voor hem en hij verkeerde blijkbaar in de veronderstelling dat een schrijver van literaire romans daar wel iets zinnigs over te zeggen had. Dat moet in hem geprezen worden, ook al was het een misvatting. Hoe ver onze werelden uit elkaar lagen bleek toen hij enigszins gepijnigd verklaarde dat hij niet begreep waarom er zoveel winkeldochters op de planken stonden, boeken die jaren en jaren stof stonden te vergaren voor er uiteindelijk een bleekneuzige en waarschijnlijk bebrilde jongeling kwam die dat exemplaar meenam en afrekende. ‘Zo’n boek heeft ons dan alleen maar geld gekost,’ zei hij. ‘Ah,’ zei ik, ‘jij denkt dat een boekhandel “retail” is.’ Waarop hij mij een verbijsterde blik toewierp. De wetten van vraag en aanbod, legde ik uit, zijn maar in beperkte mate van toepassing op de boekhandel. Waren ze dat wel, dan zou Donner met de helft van het winkeloppervlak toekunnen. De intrinsieke waarde van een kwaliteitsboekhandel bestaat even goed uit wat wel als wat niet wordt verkocht: het verzameld werk van Shakespeare en de nieuwe Tommy Wieringa, Tolstoj en Manon Uphoff, Multatuli naast de nieuwe dikke Möring, Wittgensteins Tractatus en ‘Internet voor dummies’, de Griekse en Latijnse klassieken in de rode en groene Loebseries en Harry Potter en natuurlijk de essays die Italo Calvino schreef voor de Charles Eliot Norton lectures. ‘Dat, en de specialistische kennis van de boekverkopers, bepaalt de waarde van de boekhandel,’ besloot ik mijn betoog, waarna het de nieuwe directeur duidelijk was dat hij zijn tijd beter had kunnen besteden dan een schrijver te vragen naar zijn ideeën over de boekhandel. We weten allemaal hoe het met die toenmalige eigenaren van Donner is afgelopen en dat die neo-liberale ramp ons het nieuwe Donner heeft opgeleverd.

Donner is niet als alle andere boekhandels, nooit geweest. Dat heeft veel te maken met de stad die Rotterdam is: met een relatief kleine culturele bovenlaag, een universiteit zonder letterenfaculteit en het ten onrechte lang volgehouden idee dat het een stad is van doeners. Daarom vond ik het in 1987, toen ik in deze stad kwam wonen, moeilijk om een boekhandel te vinden. Ze waren er wel, maar er waren er maar weinig en hoe fijn ze ook waren, vooral Van Gennep, hun aanbod was kleiner dan mijn eigen bibliotheek. Afkomstig uit Assen, weliswaar de navel van mijn wereld maar in geen enkel opzicht een culturele orgie, verbaasde mij dat.

 Donner ontdekte ik pas toen de winkel was verhuisd naar de Lijnbaan. Het was te danken aan Michaël Zeeman dat ik bij Donner terecht kwam. Ik kwam hem tegen bij Poetry en op mijn geschamper dat ik qua boekhandel net zo goed in Assen had kunnen blijven, was zijn antwoord een routebeschrijving, inclusief tram-nummer, want het was wel duidelijk je aan mij niets kon overlaten. Ik herinner mij nog dat ik vroeg of het een goed gesorteerde winkel was, want ik was in die tijd koortsachtig op zoek naar een editie van de Zohar, een obscuur kabbalistisch werk dat ik nergens kon vinden. Ik bracht het met enig drama, zodat hij zou begrijpen dat het hier niet alleen ging om mijn levensgeluk maar ook om de toekomst van de Vaderlandse literatuur. ‘Vraag naar Leo van de Wetering,’ zei Zeeman, ‘die weet er veel van.’ Ik heb nog een notitieboekje uit die tijd en daarin staat: ‘Leo van de Wetering. Weet er alles van.’ U merkt dat ik ‘veel’ door ‘alles’ heb vervangen in dat boekje. Dat geeft wel aan wat er op het spel stond.

Ik was mijn toenmalige geliefde gevolgd naar Rotterdam, omdat zij daar een baan kreeg. Ik was blij geweest toen we verhuisden, want Assen mocht dan de navel van mijn wereld zijn, ik had er schoon genoeg van. Bovendien kwam mijn familie van moeders kant uit Rotterdam. Ze woonden achter het stadhuis in de joodse buurt, tevens de ergste sloppenwijk van Nederland, de Zandstraatbuurt. Mijn verhuizing was in zekere zin dus een soort thuiskomen, net zoals Donner dat zou worden.

Leo van de Wetering wist er, toen ik hem uiteindelijk ook had gevonden, inderdaad alles van: ‘Ah, Soncino Press.’ Hij wist zelfs de naam van de handelsreiziger die de belangen van die kleine joodse uitgeverij vertegenwoordigde. Ik ben zijn naam vergeten, maar Leo kennende zal hij u straks daar uitgebreid over vertellen.

Ja, ik was thuisgekomen in Rotterdam, dankzij Donner.

Veel mensen zullen dat overdreven vinden, maar als u mij toestaat zal ik niet alleen uitleggen waarom het dat niet is, maar ook waarom dat zelfs voor niet-lezers het geval is.

In de Griekse stadsstaten vormde de agora, het centrale plein, de plaats van samenkomst, het middelpunt van de stad, de politiek en dus de samenleving. Daar traden waar dichters en toneelspelers op, deelde de filosoof van de dag zijn ideeën, er werd gehandeld, besluiten van het bestuur werden openbaar gemaakt en tenslotte zocht men er vertier. In onze moderne steden dient het plein niet meer die functie. De hedendaagse cultuur is vluchtig en onrustig. Zij verandert van vorm en inhoud, ze verplaatst zich. Ze is te vinden in gebouwen – theaters, schouwburgen, concertzalen, nachtclubs, bibliotheken –, ze gedijt in oude fabriekspanden, op zolderkamers, op stukjes braakliggend terrein, op straat, in de hoofden van mensen. Vrijwel elke culturele uiting krijgt op een bepaald moment zijn beslag in de vorm van een concertante uitvoeringspraktijk, exposities in musea, festivals, dansvoorstellingen, noem maar. De geestelijke cultuur is beschikbaar dankzij de bibliotheek en de boekhandel, want hoe je het ook wendt of keert, we wegen onze cultuur in de vorm van tekst.

De rol van Donner in het Rotterdamse culturele klimaat is een bijzondere. Het is niet een opslagplaats en verkooppunt van boeken in elke vorm en van elke soort, het is ook een cultureel centrum, een agora waar schrijvers, dichters, muzikanten, wetenschappers, politici, filosofen, striptekenaars, ach, eigenlijk iedereen, de weerslag van zijn of haar denken en doen presenteert. Ik overdrijf niet als ik zeg dat Donner het kloppende culturele hart van Rotterdam is.

Uit de puinhopen en de hybris van het zogenaamde ondernemerschap van het moederbedrijf hebben Suzanne Hammecher, Jan Lutjeboer, Marjan Schoonderwoerd, Leo van de Wetering en Eelco Zuidervaart die boekhandel, die agora, weer leven ingeblazen, met de steun van burgers en gemeente. Het was even uniek als onverwacht dat duizenden Rotterdammers spontaan geld stortten om ‘hun Donner’ te redden, net zoals het uniek en onverwacht was dat vijf boekverkopers koppig besloten om tegen de stroom in te roeien en te doen wat onmogelijk zou moeten zijn: de grootste boekhandel van Nederland te redden in een tijd die leek te zeggen dat het omgekeerde verstandiger was. Donner bestaat dankzij die bende van vijf, particuliere geldschieters en heel veel tientjes van Rotterdamse burgers. Donner was al onze agora, maar door die reddingsactie is bewezen dat iedereen dat altijd al wist en wilde, de mensen van de tientjes, de grote geldschieters, de gemeente, die vijf zeer onverstandige boekverkopers. De redding van een winkel is één ding, het behoud van de plek waar de hele Rotterdamse cultuur, van hoog tot laag, zich thuisvoelt en zich kan uiten is iets anders. De Talmoed zegt: wie één mens redt, redt de mensheid. Al die Rotterdammers die hebben bijgedragen aan het overleven van Donner hebben daarmee niet alleen de boekhandel gered, maar ook hun hoop, geloof en vertrouwen in de stad uitgesproken.

 

 

[i] Italo Calvino: Six Memos for the Next Millennium, Penguin Classics 2016

terug naar bericht