Midden in de stad werkt Johannes al jaren met daklozen en verslaafden. Op het terrein van de opvang is hij een tuin begonnen, heimelijk terugverlangend naar de weilanden van zijn jeugd. Vanuit haar appartement aan de overkant kijkt Landa met haar baby op de arm naar het rommelige complex. Ze droomt van een parkje met schommels en wil dat de opvang verdwijnt. Als ze geen gehoor vindt bij haar omgeving smeedt ze een gewaagd plan.
Als de deur openschuift, rent ze de gang in, de flat is een complex van cellen, achter hun deuren sluiten de bewoners zich af van de stad. Zelf heeft ze een junk nodig om haar huis binnen te komen.
Sanneke van Hassel (1971) ontving de BNG Nieuwe Literatuurprijs voor haar verhalenbundels
IJsregen (2005) en
Witte veder (2007). In 2010 verscheen haar roman
Nest, gevolgd door de bundels
Ezels (2012) en
Hier blijf ik (2014), met verhalen bij foto’s van Rotterdam. Met Annelies Verbeke stelde ze de bloemlezing
Naar de stad (2012) samen. In 2013 ontving ze de Anna Blaman Prijs voor haar oeuvre en onlangs prees
The Times Literary Supplement haar werk in
The Penguin Book of Dutch Short Stories.