In 1960 wordt de voormalige nazileider Adolf Eichmann in Argentinië door de Israëlische geheime dienst gekidnapt. Sinds de Tweede Wereldoorlog had hij een anoniem bestaan geleid, maar nu moet hij terechtstaan wegens ‘misdaden tegen de menselijkheid’. In opdracht van het tijdschrift The New Yorker woonde Hannah Arendt het proces bij. Haar reportage biedt inzicht in het dagelijks verloop van het proces, maar ook in de grote onderwerpen die erachter schuilgingen: het wezen van de gerechtigheid, de houding van het joodse leiderschap onder het naziregime, en het meest omstreden onderwerp van alle: het wezen van het kwaad. Terwijl de openbare aanklager Eichmann als het vleesgeworden kwaad afschildert, beschrijft Arendt hem als een doorsnee-mens, een kleine, maar ambitieuze bureaucraat die door een totalitaire staat werd verleid. Een verontrustende analyse van een van de grootste showprocessen van de twintigste eeuw.
Hannah Arendt (1906-1975) was een van de belangrijkste politieke denkers van de twintigste eeuw. Vóór de Tweede Wereldoorlog studeerde ze filosofie bij Martin Heidegger en Karl Jaspers en raakte ze bevriend met onder anderen Hans Jonas en Walter Benjamin. In 1941 vluchtte zij naar de Verenigde Staten, waar zij aan verschillende universiteiten doceerde. Haar belangrijkste werk 'Het leven van de geest' is voor het eerst in één band uitgegeven in 2021. Daarnaast schreef ze een groot aantal studies, waaronder De banaliteit van het kwaad en Over revolutie.