Sinds de introductie van de OM-strafbeschikking in 2008 is het Openbaar Ministerie bevoegd strafzaken zelfstandig af te doen met een strafbeschikking. Als de verdachte het niet eens is met deze strafbeschikking en zijn recht op toegang tot de rechter wil effectueren, dan moet hij in verzet gaan. Isabelle Wilcke onderzoekt in dit boek hoe de verzet procedure bij de OM-strafbeschikking – mede gelet op de hiervan afwijkende procedure van bezwaar en beroep bij de bestuurlijke boete – zich verhoudt tot het recht op effectieve toegang tot de rechter, zoals bedoeld in artikel 6 EVRM. In het bijzonder gaat het om de vraag of de verzet procedure de facto op gespannen voet staat met het recht op effectieve toegang tot de rechter nu de wetgever de jure de weg naar de rechter open heeft gehouden. Isabelle Wilcke concludeert dat de verzet procedure niet zonder meer de artikel 6 EVRM-toets doorstaat omdat zij niet over de gehele linie kundig wordt uitgevoerd. Daarnaast zorgen de onderlinge verschillen tussen de OM-strafbeschikking en de bestuurlijke boete inzage de optuiging van rechtsbescherming voor een onvoldoende duidelijk systeem. In de afsluiting doet de auteur daarom aanbevelingen ter verbetering van de verzet regeling.