Omschrijving
‘Ik word vandaag 67 en vind daarin een aanleiding om weer een dagboek te houden’, noteert August Vermeylen op 12 september 1939. Dat deze Vlaamse schrijver, kunsthistoricus en politicus niet alleen essays en romans heeft geschreven, maar ook een verwoed dagboekschrijver is geweest, weten weinigen. Dit is de allereerste uitgave van de drie schriftjes die de periode van de Tweede Wereldoorlog bestrijken. Ze werpen een licht op Vermeylens schrijverschap, zijn professionele netwerk, zijn omgang met vrienden en vriendinnen en het dagelijkse leven tijdens de bezetting. Bovendien geven ze een inkijk in de gedachtewereld van een artistieke geest en leidende intellectueel. Ze zijn helder en snedig geformuleerd, uitdagend en soms ontroerend. Deze egodocumenten zijn van groot belang voor de Nederlandse literatuurgeschiedenis en de politiek-culturele geschiedenis van België.
Hans Vandevoorde doceert Nederlandse literatuur aan de Vrije Universiteit Brussel. Hij is medecoördinator van het Studiecentrum voor Experimentele Literatuur (SEL) en voorzitter van het Centrum voor Literatuur, Intermedialiteit en Cultuur (CLIC). Janna Aerts promoveert aan de Vrije Universiteit Brussel op een proefschrift over dagboekschrijvers tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ruben Mantels is historicus. Hij is verbonden aan Liberas/Liberaal Archief en Universiteitsbibliotheek Gent.