1912. Edgar Degas is blind en moet gedwongen verhuizen. Een jonge vrouw wordt gestuurd om hem te helpen zijn spullen te inventariseren. Om de vele kunstschatten van de oude troep te scheiden. In eerste instantie heeft hij een hekel aan haar. Waar bemoeit ze zich mee? Noodgedwongen moet hij echter met haar allerlei stukken doornemen, brieven die hij zelf niet meer kan zien en die de jonge vrouw voor hem samenvat. Haar wederwaardigheden vermeldt zij in verslagen, waaruit het voor de lezer al snel duidelijk wordt dat dit niet een willekeurige dame is. Al snel ontdekt Degas het accent van de jonge vrouw en komt het gesprek op Louisiana. Zij probeert hem uit te horen over de tijd dat hij zijn nichtjes, hun moeder en een baby onderdak bij hem thuis in Parijs had geboden ten tijde van de Amerikaanse burgeroorlog, zo’n vijftig jaar eerder. Estelle, haar oudere zus Didi; tante Odile en de baby van Estelle, Joe. Edgar wordt verliefd op Estelle. Zo makkelijk hij hen naakt schildert, zo onhandig is hij met vrouwen als het ergens over gaat. Voor hij het weet is Estelle dan ook gekaapt. Via de vrouw die hem helpt komen herinneringen op aan het verleden. 1872 – 1873, het jaar dat hij in New Orleans vertoefde en bij Estelle en haar gezin logeerde. Ze was toen al blind ten gevolge van een erfelijke ziekte die dus ook Edgar later zou treffen. En toch… Haar grootste hobby was bloemschikken. Een blinde vrouw die de mooiste boeketten samenstelt uit de borders in haar tuin. Ook maakte ze zich op, mooier dan menige vrouw kon doen. Toen hij zijn verwondering daarover uitsprak, zei ze: “Ik weet nog wel hoe ik er uit zie.” Tijdens die gesprekken wordt de band met de verhuishulp vertrouwelijker. Zo onpelt zich langzaam maar zeker een halve eeuw uit Degas’ leven, voor de lezer, maar misschien ook wel (weer) voor hemzelf. En die jonge vrouw? Steeds duidelijker wordt het dat dit niet zomaar een hulpje is. Als geen ander schrijft Japin historische romans die met name door zijn beeldend taalgebruik zo toegankelijk zijn. De rust in de zinnen die de lezer doet ontspannen, terwijl je het boek niet kunt wegleggen. Is dat een contradicio in terminis? Geenszins. Rust en urgentie kunnen prima samengaan, zo blijkt. “Het halfduister van moerascipressen en duizendjarige gombomen, oprijzend uit het donker modderwater, hun kronen overwoekerd door lange, wiegende slierten laag neerhangend Spaans mos, maakte plaats voor een verblindende weerschittering van de zon op uitgestrekte watervlakken.” Zo’n zin, dan voel je toch al de dreiging van de krokodillen die op de loer liggen, wachtend tot de trein met haar passagiers in het water stort? Vanzelfsprekend komen die krengen niet in beeld, maar de wijze waarop Japin de lezer ‘in’ het verhaal plaatst, is zoals zo vaak uitstekend door hem gedaan. Mrs. Degas is een heerlijk boek, waarmee je ook nog eens iets opsteekt over die grote Franse schilder, die eigenlijk pas geliefd werd bij het grote publiek toen hij vanwege zijn tanende gezichtsvermogen gedwongen met felle kleuren en krijt ging werken. De rest is geschiedenis (die we voor lezing van dit boek wél kennen).